De kerk van Geertruid

Opgravingen in de kerk, 1956. De fundamenten van een eerdere kerk worden zichtbaar.
Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, fotograaf G.Th. Delemarre.

Zeker weten doen we het niet, maar er zijn sterke aanwijzingen op grond van archeologische opgravingen en archiefonderzoek dat de geschiedenis van de Geertruidskerk in Geertruidenberg terug gaat tot vóór het jaar duizend. Een mogelijke reconstructie van de bijzondere historie van deze plaats kan de volgende zijn. In de periode dat Bonifatius het noorden van het huidige Nederland en Willibrord het zuiden probeerden te kerstenen (tot het christelijke geloof te bekeren) vestigde zich op het hoogste punt van de berg aan de oever van de Donge een kluizenares, genaamd Gertrudis. Ze liet zich in een huisje inmetselen en bracht haar dagen door met bidden. Dit huisje werd een soort bedevaartsoord: mensen trokken ernaar toe in de hoop dat Gertrudis hen kon helpen. Mensen die overgegaan waren tot het christelijke geloof lieten zich bij het huisje van Gertrudis begraven, omdat ze dit als gewijde grond beschouwden. Ook na haar dood kwam men hier bidden. Bij deze kluizenaarscel werd een kerk gebouwd. Waarschijnlijk van hout en omstreeks 1000 van tufsteen. Aangezien baksteen in deze tijd nog niet werd toegepast, was men voor het maken van stenen gebouwen aangewezen op natuursteen. Men gebruikte hiervoor tufsteen uit het Duitse Eifelgebied. De voormalige kluizenaarscel werd onderdeel van deze stenen kerk als een uitbouw aan de noordkant (de zijde van de Vismarktstraat). In deze kapel vond de verering van de heilige Gertrudis plaats en werden relieken (voorwerpen of overblijfselen van een heilige waaraan wonderbaarlijke krachten worden toegekend) van haar bewaard. In fasen werd de tufstenen kerk uitgebreid.
Voor deze uitbreidingen bouwde men wel in baksteen. Als eerste verscheen omstreeks 1315 de toren. Vrijwel meteen daarna kwam een uitbreiding aan de noordkant tot stand en omstreeks 1385 was ook de uitbreiding aan de zuidkant (de zijde van de Brandestraat) een feit. In 1420 werd de kerk door strijdgewoel zwaar beschadigd en bij de herstelwerkzaamheden breidde men nog meer uit: er kwam een groter priesterkoor aan de oostkant (de zijde van de Kerkstraat), waarbij de voormalige kluizenaarscel in het gebouw werd opgenomen als een aparte kapel. Tenslotte volgde een laatste uitbreiding aan de noordkant rond 1540. In dat jaar kreeg de kerk het uiterlijk zoals dat nu nog te zien is: een zogenoemde hallenkerk met massieve toren. Bij een hallenkerk zijn het schip (het middelste gedeelte) en de beuken (de zijstukken) even hoog en voorzien van een eigen dak. Mocht je ooit de toren van de Geertruidskerk beklimmen dan kun je deze drie puntdaken naast elkaar zien.  De huidige kerk is dus waarschijnlijk ontstaan uit een kluizenaarscel van de heilige Gertrudis, maar daar is nu niets meer van te zien. Door de reformatie, de overgang van het katholieke naar het protestantse geloof in de zestiende eeuw, zijn alle katholieke uitingen verdwenen. Het enige dat nog aan deze heilige herinnert, is de naam van het gebouw: de Geertruidskerk. En natuurlijk de naam van onze stad zelf: Geertruidenberg, de berg van Geertruid.