Emiliapolder

 

De Emiliapolder tussen Geertruidenberg, Drimmelen, Hooge Zwaluwe en Made werd in 1645 gerealiseerd.
Bron: Nationaal Archief, Den Haag.

Na de Sint-Elisabethsvloeden in 1421-1424 werden delen van de overstroomde Grote Waard opnieuw ingepolderd. Op deze manier ontstonden ten westen van Geertruidenberg, in het gebied tussen Hooge Zwaluwe en de stad, diverse kleine polders met drassige delen daartussen. Omstreeks 1500 waren dat onder Geertruidenberg de polders Brand en Lage Made, onder Drimmelen de polders Witboom, Ganzeweiden, Korte Maten, Nachtegaal, Kijfhoek, Opperpolder, Nederpolder, Heele Moer, Worp, Princepolder en Doode Zijde, onder Standhazen de polders Lange Maten, Zeggen, Oud-Vinkenland en Nieuw-Vinkenland, onder Hooge Zwaluwe de polder Oude Moer en onder Made de polders Plukmade, Hoge Made en Vierendeelen. Nadat op 3 augustus 1640 alle polders bij een stormvloed overstroomden, nam prins Frederik-Hendrik van Oranje maatregelen. Hij gaf via zijn Raad en Rekenkamer aan landmeter Mattheus van Innenvelt opdracht om een grote ringdijk om de polders te ontwerpen. Het hele gebied viel namelijk onder de Nassause Domeinen van Frederik-Hendrik en hij zag zijn inkomsten hier drastisch dalen na alweer een overstroming. Door middel van het creëren van één grote polder wilde hij deze inkomsten verhogen en tegelijkertijd de bestuurlijke versnippering van het gebied opheffen, want ieder poldertje had een eigen polderbestuur. Op 27 februari 1645 stemden de bijeengeroepen ingelanden (pachters of gebruikers van de grond) in met de bedijking, die aansloot op de vestingwerken van Geertruidenberg. In de zomer van dat jaar werden de werkzaamheden eraan voltooid. De nieuwe grote polder kreeg de naam ‘Amalia’ naar de vrouw van Frederik-Hendrik, Amalia van Soms. Haar naam werd op verschillende manieren geschreven: ‘Amilia’, ‘Amalia’ en ‘Aemilia’. Op oude kaarten van de polder zien we deze verschillende schrijfwijzen. Tegenwoordig gebruiken we de naam ‘Emiliapolder’. Een groot gedeelte van de polder behoorde bij de stad Geertruidenberg. Aan deze situatie kwam een einde na de afscheiding van Made in 1795. Bij de daarop volgende vaststelling van de grens tussen de stad en het dorp kwam vrijwel al het land buiten de vesting bij Made. Na de samenvoeging van Made en Drimmelen door Napoleon in 1810 viel zelfs vrijwel de gehele polder van 1535 hectare onder deze nieuwe gemeente.
Bij de aanleg van de Emiliapolder werd niet alleen een ringdijk aangelegd, ook kwamen er nieuwe afwateringsvaarten met sluizen en spuien en werden bestaande vaarten en kreken afgedamd. De grote nieuwe Sluisvliet kreeg een schut- en uitwateringssluis in het noorden. Bij die sluis gingen inwoners van Drimmelen wonen en er ontstond een nieuw dorp: het huidige Drimmelen. De voormalige nederzetting kreeg na de grote brand van 1730 en de verhuizing van nog meer inwoners naar ’t Spui de naam Oud-Drimmelen. Omdat extra afwatering nodig bleek, werd in 1663 een extra sluis gerealiseerd in de Korskensvaart in het westen van de polder.
Net na de watersnoodramp van 1953 kwam een nieuwe zeedijk in het noorden van de polder gereed, waarbij de aanwassen bij de polder gevoegd werden. De oude zeedijk, nog te zien als de Standhazensedijk ten westen van de Amercentrale, werd een ‘slaper’, een dijk zonder directe waterkerende functie. Overigens zijn nog steeds in het landschap restanten van de oude dijken rond de kleinere polders te zien.